Idee voor een Wiki artikel? Lees in dit artikel hoe je kunt helpen!

Equine Infectious Anemia virus

Uit Bokt
Voorbehoud medisch
Let op: Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij twijfel over de gezondheid van je paard altijd een dierenarts!


Het Equine Infectious Anemia virus (EIA-virus) is een bloedarmoede ziekte onder paarden, ezels, muildieren en muilezels. Voor mensen bestaat geen gevaar. Het EIA-virus komt wereldwijd voor en wordt voornamelijk overgedragen door stekende insecten. Dit zijn voornamelijk dazen, maar ook steekvliegen en muggen spelen een rol. De ziekte verloopt acuut, chronisch of nauwelijks merkbaar, waarbij de klinische symptomen naar de verschillende vorm variëren. De oorsprong van de ziekte ligt in moerasgebieden van Amerika, Canada, delen van zuid en centraal Amerika, Zuid Afrika en Noord Australië. In Duitsland is de ziekte in Bayern, Hessen, en Nordrhein-Westfalen geconstateerd. Gelukkig ging het hier om een klein aantal dieren en heeft de ziekte zich na constatering niet verder verspreid. In 2017 is in Nederland 1 paard gevonden met antistoffen tegen EIA. Dit paard is onmiddellijk geëuthanaseerd en er zijn geen paarden ziek geworden.

Een recente studie in Brazilië op wilde paarden laat zien dat zo’n 30% van de dieren chronisch geïnfecteerd is met het EIA-virus. Ze leiden echter een normaal leven en lijken geen last van de ziekte te hebben.

Oorzaak of etiologie

EIA is een ziekte die veroorzaakt wordt door een virus dat voornamelijk door bloedzuigende insecten verspreid wordt. Deze virusdragers of vectoren zijn voornamelijk dazen, maar ook steekvliegen en muggen spelen een rol. Nu het klimaat opwarmt neemt het aantal bloedzuigende insecten in West-Europa steeds verder toe, dus het is waarschijnlijk dat we in de nabije toekomst vaker te maken zullen krijgen met Equine Infectieuze Anemie. Ondanks de rol van bloedzuigende insecten in de overdracht van het virus kan EIA zich onder de insecten niet vermeerderen, daar is een gastheer voor nodig in de vorm van een paardachtige. De voor de infectie nodige virushoeveelheid wordt verkregen doordat een besmet paard meerdere malen wordt gestoken. Ook kan het virus worden overgedragen door dierenartsinstrumenten als bijvoorbeeld de thermometer of een neussonde niet goed gereinigd en gedesinfecteerd zijn. Indirect kan het virus ook worden overgedragen van merrie op veulen, of door contact tussen paarden waarbij slijmhuid of wonden elkaar raken. De kans hierop is echter klein.

Ziekteverloop of pathogenese

Na de besmetting van het paard met het virus door een vector zal het virus zich gaan vermeerderen in het lichaam van het paard en daarbij rode bloedcellen kapot maken. Daardoor ontstaat bloedarmoede, gele slijmvliezen en algemene zwakte in de acute fase.

Symptomen

De ziekte gaat gepaard met een aantal algemene symptomen, die afhankelijk van de vorm (acuut, chronisch of nauwelijks merkbaar) duidelijk of minder duidelijk waarneembaar zijn. Bij de acute vorm zijn hoge koorts, weigeren te eten, gele slijmvliezen en algemene zwakheid de meest opvallende symptomen. Als de ziekte meer chronisch verloopt treden rode ogen met waterige uitvloeiing, blaasjes of bloedingen op de slijmvliezen en vochtophoping ter hoogte van de buik en de benen meer op de voorgrond. Bij paarden die drager zijn van het virus wordt gewichtsverlies, koliek, abortus, onvruchtbaarheid en ataxie gezien.

Dieren die zonder symptomen ziek worden zijn levenslang drager van het virus en kunnen de ziekte op andere paarden overdragen. Volgens een aantal dierenartsen laten de meeste besmette dieren geen of slechts lichte symptomen zien. Door middel van een bloedtest is echter altijd vast te stellen of het dier besmet is.

Diagnose

Er zijn een Cogginstest en een ELIZA-test (beide bloedonderzoeken) beschikbaar bij WUR waarmee men na kan gaan of een bepaald paard in contact is geweest met EIA. De eigen dierenarts kan bloed afnemen bij een verdacht paard en insturen naar Wageningen Bioveterinary Research laboratorium in Lelystad voor onderzoek.[1]

Behandeling

Indien men verwacht dat het dier misschien met het virus besmet is, is het belangrijk dat er direct een dierenarts op de hoogte wordt gesteld zodat kan worden getest of het paard inderdaad is besmet. De dierenarts is bij verdenking van deze ziekte verplicht om dit te melden bij de NVWA. Ondertussen moet het dier zoveel mogelijk verwijderd blijven van andere paarden, maar ook niet verhuisd of vervoerd worden, om mogelijke (verdere) verspreiding van het virus tegen te gaan. Mocht het virus worden aangetoond, dan moet het betreffende dier worden afgemaakt. Ook moeten alle dieren in de buurt van het paard worden getest op de ziekte. Het is helaas niet mogelijk om het paard weer virusvrij te krijgen door behandeling of inenting, en dit is in verband met de mogelijke verspreiding van het virus in de tussentijd ook niet toegestaan.

Indien een besmet paard is gevonden, moet tot 60 dagen terug worden nagegaan met welke paarden het in contact is geweest of in de buurt is geweest, en al deze paarden moeten getest worden. Deze dieren moeten ook 60 dagen afgezonderd gehouden worden en door een dierenarts in de gaten gehouden worden. Indien in twee controle onderzoeken met een tussentijd van minimaal 4 weken een negatief testresultaat is verkregen (het virus is dus niet in het paard aanwezig) dan kunnen de maatregelen opgeheven worden. De eerste na controle mag echter pas 21 dagen na doding van het laatste positief geteste paard plaatsvinden. Hierdoor wordt voorkomen dat het virus zich verder kan verspreiden.

In Amerika bestaat de mogelijkheid om het paard niet te laten inslapen, maar om het te brandmerken en levenslang in quarantaine te houden, in speciaal daarvoor opgezette faciliteiten.

Preventie

Een inenting om besmetting met het virus te voorkomen bestaat, en wordt het “Chinese Live Attenuated EIA vaccine” genoemd. Het is ontwikkeld in China en wordt gebruikt sinds 1983, dit vaccin is in Europa niet beschikbaar. In Amerika wordt nog gewerkt aan een vaccin. Voor zover bekend, is het gebruik van dit vaccin echter niet toegestaan in Europa.

Stekende insecten zijn de belangrijkste bron van infectie met het virus. Zij zullen het virus zelden verspreiden over een afstand van meer dan 200 meter. Dus paarden die minimaal 200 meter verwijderd blijven van besmette paarden lopen daarom geen risico op EIA. Als paardeneigenaar kun je het risico dat je paard besmet raakt verkleinen door insecten werende maatregelen zoals vliegenspray, vliegendeken en dazenvallen.

Verspreiding van het virus in Nederland door een dierenarts is erg onwaarschijnlijk. Het virus is op dit moment niet aanwezig in Nederland, dus het overbrengen van op gezonde paarden zal niet snel gebeuren. Bovendien zijn alle naalden die gebruikt worden bij paarden zijn voor eenmalig gebruik en worden daarna weggegooid. De bloedproducten die gebruikt worden voor bijvoorbeeld transfusies worden steeds getest op aanwezigheid van EIA.

Het EIA-Virus is niet goed bestand tegen warmte en uitdroging. Het virus kan dan maximaal 4 dagen overleven. Door middel van goed schoonmaken met desinfecterende stoffen als chloor kan het virus inactief gemaakt worden. Algemene hygiëne maatregelen zullen dit virus dan ook normaal gesproken tegenhouden.

Foto's

Bronnen, referenties en/of voetnoten


Dit artikel is incompleet en moet nog verder inhoudelijk worden ingevuld.

We zijn specifiek op zoek naar: algemene informatie

Als je dit artikel aan wilt vullen kun je op bewerk klikken om je kennis aan dit artikel toe te voegen.


Bij dit artikel ontbreken afbeeldingen.

We zijn specifiek op zoek naar: Foto's of afbeeldingen van het virus, de aandoening / symptomen / genezing

Als je dit artikel aan wilt vullen kun je op bewerk klikken om je kennis aan dit artikel toe te voegen.